Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for oktober, 2008

Eeuwig accent

Mijn Frans gaat vooruit. Van de week kreeg ik er nog een compliment voor, van een Parisienne die mij al een jaartje hoort stuntelen. En die daar dus heel beleefd bij blijft.

Maar ze heeft gelijk. Ik zal er verder niet over pochen, want ik weet zelf ook wel dat mijn versie van het Frans verre van vloeiend is. In elk geval kan ik tegenwoordig tijdens een gesprek zelf ook eens iets zeggen, in plaats van me alleen maar te concentreren op wat de ander zegt om daar op het juiste moment het juiste woord (oui of non) op te kunnen antwoorden. Hoe meer mensen er deelnemen aan een conversatie hoe moeilijker dat trouwens is. 

Afijn, verre van vloeiend, maar er zit zeker verbetering in.

Een paar dagen geleden bestelde ik vol zelfvertrouwen bloemen op de overdekte markt Saint-Quentin. Witte, paarse, groene, kunt u daar een boeket van maken voor een euro of 15? De man begreep me. Maar terwijl hij de bloemen schikte, vroeg hij: ‘Uit welk deel van Nederland komt u?’ Wat zullen we nou krijgen, dacht ik. Natuurlijk, ik heb een accent, maar is het zo makkelijk te horen welke nationaliteit ik heb? Ik antwoordde in eerste instantie heel flauw dat ik helemaal niet Nederlands ben, maar daar leek de bloemist zo van te schrikken dat ik hem toch maar de waarheid zei.

We raakten aan de praat. Hij bleek uit België te komen, uit Luik. Franstalig, maar goed bekend met de Nederlandse klanken. Hij woont elf jaar in Parijs. Ik vroeg hem of Fransen aan hem kunnen horen dat hij Belg is, en tot mijn grote opluchting zei hij ja. Niet zijn accent verraadt hem, maar het zit ‘m in de woordkeuze.

Dat zal bij mij dus ook altijd zo blijven, los van dat eeuwige accent. Maar niet bij mijn meisjes, die weten wel welke woorden ze moeten gebruiken om voor vol te worden aangezien.

Polly maakte van het weekend onze Franse vrienden aan het lachen met een zeer Franse uitdrukking. We waren een dagje uit met z’n allen, naar het kasteel van Chantilly. Toen we daar door het park wandelden, bleef Polly ineens staan, keek heel eigenwijs, zette haar handen in haar zij, en zei: ‘Eh ben, dis donc! Wat vrij vertaald iets betekent als: moet je nou ’s horen! Of: krijg nou wat!

Ik had het haar nog niet eerder horen zeggen, kende de uitdrukking ook niet, maar kon aan haar expressie wel zien wat de boodschap ervan is. Lekker Frans bezig, die Polly. En een accent heeft ze ook al niet. Tenminste, geen Nederlands accent; het zou me niet verbazen als ze nu al plat Parijs praat.

Read Full Post »

Op de stoep

‘Kijk, die ligt nog te slapen’, zegt Polly. Het is kwart voor negen. We hebben net Catharina naar de maternelle gebracht en zijn nu onderweg naar haar schooltje, een paar straten verderop.

Polly bestudeert de zwerver. Ze kent de plek, want er ligt bijna elke ochtend iemand te slapen. Bovenaan een trap van een groot, oud gebouw, op een vuile matras, onder een dunne deken. ‘Die heeft geen huis.’ Dat heb ik haar verteld. ‘Maar dat is wel koud.’

Het is mooi om te horen dat mijn dochter van 2,5 daarover nadenkt. Dat ze het nog niet doodnormaal vindt dat er mensen zijn die op straat leven, ook al struikel je in onze buurt over de daklozen.

Zo woont er in het park aan de overkant woont een hele kolonie Afghanen, die het afgelopen jaar behoorlijk in omvang is toegenomen. Tenminste, het laatste bericht is dat de mannen uit Afghanistan komen. Eerder had een buurtgenote het over Zuid-Amerikanen, en een ander zei dat het zigeuners uit Roemenië zijn. De jonge mannen zien ze er goed verzorgd uit; hun wasgoed hangt vaak te drogen in de struiken. Ze zitten in kleine groepjes op het gazon te praten, vallen niemand lastig, maken geen herrie. Ik vind het net vogels; ze zijn er ook. Het enige wat ze doen is wachten. ’s Avonds gaan de hekken van het park dicht, dus slapen doen ze ergens anders. Geen idee waar, maar ook deze Afghanen zullen wel hun vaste plekken hebben.

Onder bruggen en trappen, bij luchtroosters, op stoepjes naast ingangen van garages, in hoeken van de straat die uit de loop liggen, overal zie je overdag stapels beddengoed. Dekens, kussens, matrassen, kartonnen dozen, kleren; ze markeren een vaste slaapplaats. Soms zijn het complete openluchtwoningen.

Ik ken er een onder een metroviaduct waarvan de – mannelijke en vrouwelijke, jonge en oude – bewoners op de bank met elkaar een biertje zitten te drinken terwijl er een meter verderop iemand ligt te slapen. Alsof het in een ander kamertje is. Dichter in de buurt van het begrip dakloos kun je niet komen; de bewoners leiden een op het oog ‘normaal’ leven – ze hebben alleen geen muren rond hun huishouden, en geen dak erop.

Iets verderop wonen ongeveer vijf mannen in een poort, tegenover een fotowinkel en een boekhandel. Overdag hebben ze boel aan de kant, keurig netjes opgestapeld, en zijn ze zelf vaak niet ‘thuis’. Er hangt alleen een wat zurige lucht die hun territorium afbakent.

Ik ben er nog niet aan gewend dat er in Parijs zoveel mannen en, opvallend veel, vrouwen op straat leven. Catharina was aanvankelijk ook diep geschokt, dacht dat het typisch iets voor Parijs was, en was mogelijk nog geschokter toen ik haar uitlegde dat er in Amsterdam ook daklozen bestaan. Bij mezelf bespeur ik een lichte vorm van fascinatie. Of noem het ordinaire nieuwsgierigheid; ik ben vaak zo benieuwd naar de verhalen. Waar komen deze mensen vandaan, waarom leven ze zo, zien ze hun familie weleens, hoe regelen ze de dingen, helpen ze elkaar?  

Er is een jongen in het bijzonder van wie ik dat zou willen weten. Hij woont in de straat naast ons huis, tegen Catharina’s school. Letterlijk tegen haar school aangeplakt. Hij heeft een stuk blauw, dik plastic aan het hek bevestigd. Als een beestje zit hij daar achter. Je ziet er verder niks van.

De eerste keer dat ik hem zag, een jaar geleden, schrok ik me dan ook een ongeluk. Het was ’s ochtends vroeg en ineens kwam hij tevoorschijn, een erg dunne jongen, ik schat hem tegen de dertig, in een joggingbroek. Hij liep naar de stoep, zag me staan, zei bonjour, want de omgangsvormen zijn hier nu eenmaal anders, deed zijn broek een stukje omlaag en ging in de goot staan plassen.

Hij is altijd alleen. Buren zeiden me dat hij er al een paar jaar woont. Hij weigert hulp, al zijn er wel mensen die af en toe iets voor hem neerzetten. Van de zomer zag ik hem weleens ‘buiten’ zitten, naast het plastic, dan las hij een stripboek. Soms kom ik hem tegen op straat, vaak in een soort regenkleding, maar onopvallend. Zou hij ons ook herkennen? Hij laat zich niet vaak zien, maar ziet misschien van alles vanachter dat plastic.

Sinds een paar weken hangen er een emmer en een mop aan het hek. Raadselachtig.

Read Full Post »

Nostalgie

Van de week was ik een dag in Amsterdam. En vanaf hier moet ik oppassen dat ik niet als een arrogante, aanstellerige Parisienne overkom. Ik doe mijn best; het is niet de bedoeling mijn oude woonplaats af te kraken. Maar kijk, als ik schrijf dat ik me er van te voren op had verheugd om even een rondje Amsterdam te maken, te voet, dan kan dat al helemaal verkeerd worden uitgelegd. Kapsones!

Het was de eerste keer dat ik zonder Kostwinner en kinderen naar Nederland ging, en ik had erg klassieke expat-verlangens. Uitgebreid naar de Hema – beste aankopen: groene kaplaarzen in maat 25 voor 6 euro, en drop natuurlijk. Daarna naar Athenaeum voor boeken. Tegen het einde van mijn rondje liep ik naar de pashokjes van de Bijenkorf om een broek te passen, en kwam daar ook nog eens een oud-collega tegen.

Wat een flauwekul; alsof er in Parijs geen broeken te vinden zijn. Alles is er duurder ja, maar om dat nou te compenseren door in Nederland te gaan shoppen. Ik moet het gewoon toegeven: heimwee is een te groot woord, maar ik had last van licht nostalgische gevoelens. Ik had zin om naar oude, vertrouwde plekken te gaan.

Wat dat betreft kon ik me verder uitleven, want ik moest ook nog langs ons huis. Het staat momenteel leeg, we zoeken een nieuwe huurder. Naast expat-verlangens bestaan er ook expat-beslommeringen. In de hal zag ik een paar buren, van wie er een vroeg of we al terugkwamen, of we het naar onze zin hebben in Parijs en of ik al werk heb – nee, ja, nee. (Werk, dat is waar ook!)

Het huis voelt na een jaar nog steeds als mijn huis. Onze spullen staan er niet in, maar de muren hebben door ons gekozen kleuren, de zandbak staat in de tuin. We zouden er zo weer kunnen wonen. Alleen leek het alsof ik in een vorig leven rondliep. Al helemaal toen ik, voordat ik weer op de tram stapte, nog snel een pot pindakaas ging kopen bij ‘onze’ Albert Heijn. Alles als vanouds. Het werd tijd om te vertrekken.

Al toen ik de volgende dag in de Thalys stapte, verdween alles wat maar op nostalgie zou kunnen lijken als sneeuw voor de zon. Onderweg van Gare du Nord naar huis, te voet, haalde ik diep adem. Nee, fris is het niet in Parijs, en toch krijg ik meer lucht dan in Nederland. En ineens besefte ik wat me zo bevalt in deze stad: de anonimiteit. De eerste maand dat ik hier woonde, dacht ik vaak: niemand kent me, het maakt al deze mensen ook helemaal niks uit wat ik doe, wie ik ben, hoe lang ik blijf – niemand zit op me te wachten. Een eng maar tegelijkertijd heel vrij idee.

Aanstellerig, hè? Ach, over vier jaar ben ik misschien terug in Amsterdam. Dat went ook wel weer.

Read Full Post »